Image 01 Image 02 Image 03 Image 04 Image 05 Image 06 Image 07
Sage
Brussel

De Wraak van het Dartel Meisje

De Wraak van het Dartel Meisje, door Stef van Stiphout

De Wraak van het Dartel Meisje, door Stef van Stiphout

Jaren geleden leefde er in Brussel een rijke jongedame. Ze was steeds opgewekt en leidde een zorgeloos en achteloos leven. Er waren steeds twee jonge knapen, die ze thuis ontving en aan wie zij zich overgaf.

Op een dag werd ze ziek en tot haar grote ontgoocheling moest ze vaststellen dat haar twee minnaars niet meer naar haar omkeken. Ze was hiervan zo moedeloos en vergramd geworden dat ze niet veel later haar laatste adem uitblies.

Niet veel later merkte men deze jonge deerne opnieuw op, wandelend in haar huis. Men had haar terug in haar raam zien liggen, met haar blik op de straat gericht, net zoals vroeger. Toen haar twee voormalige aanbidders dit nieuws vernamen, keerden ze terug naar haar huis in de hoop om weer van haar gunsten te kunnen genieten.

Wanneer de aanbidders haar huis naderde, lag ze daar inderdaad in haar raam, en ze sprak tot hen:

- Ik kan jullie verzoek maar op één voorwaarde toestaan. Kom deze avond terug en ik zal u zeggen wat er u te doen staat. Zo gezegd, zo gedaan. Het was nauwelijks donker of de eerste trad haar kamer binnen. Zij vroeg hem:

- “Hebt gij mij dan toch zeker en waarachtig lief?”

- ‘’Natuurlijk!”, antwoordde de jongeling, “Ik zweer het!”

“Daar wil ik een bewijs van hebben.”, ging ze verder. “Ga vanavond naar het kerkhof. Ge zult daar een open graf vinden, ge moet u met een witte doek omhullen en er u te middernacht in leggen.” De jongen ging heen en deed wat ze hem gevraagd had.

Toen hij weg was, kwam de tweede voormalige vrijer binnen en zij vroeg hem, evenals aan de eerste, of hij haar graag zag. Als ook hij dat had gezworen sprak zij:

“Ga dan naar het kerkhof, doe een witte doek rond uw lichaam, neem een kruis in de hand en kniel om middernacht voor het open graf dat gij daar zult vinden.” Ook hij verliet de woning en deed wat ze hem verteld had.

Het was bijna middernacht. De ene minnaar met de witte doek rond zijn lijf en een kruis in de hand naderde het open graf en knielde ervoor. De andere knaap die in het graf lag en de knielende gestalte opmerkte, slaakte plots een kreet van angst. De geknielde stakker schrok hier zodanig van dat hij in het graf stortte.

De volgende morgen vond men het graf omgewoeld en half toegeworpen. De grafmaker zag dat en verwittigde de pastoor en de overheid. Toen men het graf weer opengroef vond men de twee vrijers dood en boven op hen de rijke jonkvrouw, die ze alle twee met ineengestrengelde handen vasthield en tegen zich drukte.

Men besloot ze alle drie te laten liggen zoals ze lagen en het graf werd dichtgemaakt. Wat daar gebeurd is, wordt vandaag nog verteld.

Tekst: 
Filip Gybels
Geraadpleegde bron(nen): 

Peeters, K. C., Bauwens, J., & Van Stiphout, S. (1979). Vlaams Sagenboek.

© 2024 Filip Gybels