Image 01 Image 02 Image 03 Image 04 Image 05 Image 06 Image 07
Sage
Bierbeek

De Blauwe Schuur

De Blauwschuurhoeve in Bierbeek

De ‘Blauwe Schuur’ bevindt zich op een uithoek van Bierbeek, tussen Leuven en Tienen, en maakt deel uit van een hoeve, bewoond door pachter Jan B.

Men noemt ze ‘Blauwe Schuur’ omdat ze met een dak van blauwe schaliën bedekt is. In de volksmond wordt ze ook de ‘Duivelsschuur’ genoemd omdat ze gebouwd werd, zo wil de overlevering, door “Manneken Pek” zelf.

***

In de zeer oude tijden, was er een boer te Bierbeek, die vele landen en velden had. Op zekere dag in de oogsttijd ging hij, met de handen op de rug, zijn velden bezichtigen. De boer was verheugd, want hij had nog nooit zo’n rijke oogst gekend.

Maar plots begon hij zorgelijk te denken, want hij besefte ineens dat zijn schuur niet groot genoeg was om de grote hoeveelheid graan in op te bergen. “Wanneer het graan buiten blijft staan,” zei hij tegen zichzelf, “zal het door de regen wegrotten!” Jammerend zei hij “Had ik maar een grotere schuur! Ik zou er alles om geven, zelfs mijn kostbaarste bezit!”

Die woorden had hij nauwelijks uitgesproken, of hij merkte voor hem een kleine, donkere gestalte op. Of het mannetje bokkenpoten had kon de boer niet zien, maar de ogen van het vreemd ventje vlamden als kooltjes vuur.

- “Vriend,” zei het mannetje, “je bent verdrietig en je zucht. Wat mag de oorzaak zijn? Misschien is er een oplossing?”

De boer, die niet ongevoelig was voor de vriendelijkheid van het manneke en dus niet onbeleefd wilde reageren, legde het probleem uit.

- “Als het dat maar is!”, zei de zonderlinge figuur. “Als je wil zal uw verdriet niet lang meer duren... en wat de betaling betreft... ik heb geen geld nodig.”

- “Hoezo?”, vroeg de boer vol belangstelling, “Vertel!”

- “Beloof mij alleen dat bij uw overlijden uw beste pand mij toebehoort,” zei het klein, donker mannetje, “en ik bouw voor u deze nacht een schuur die groot genoeg is voor uw hele oogst.”

- “Akkoord!”, zei de boer, die natuurlijk nog bekommerd was met zijn graan. “Maar,” voegde hij eraan toe, “als de schuur er morgen, voor de haan kraait, niet staat, dan krijg je niets!”

Het donkere mannetje was al weg en de boer ging, met de handen op de rug, huiswaarts.

’s Avonds duurde het gebed van de boer langer dan normaal. Bij het opzeggen van de vier akten begon de boer zich zeer bedrukt en angstig te voelen. Hij wilde zijn vrouw aanspreken maar durfde niet. Hij bleef onrustig en kon de slaap niet vatten.

Op middernacht schiet de vrouw plotseling wakker. Ze hoorde veel kabaal aan het achtereinde van het pachthof. Een geklop en getier hoorde ze, alsof er duizend metsers en timmerlieden bezig waren. Ze stond op en keek door het raam. Ze zag wel zeker vijftig duivels rusteloos werken en rondvliegen als vleermuizen, aanhoudend heen en weer halen van bouwmateriaal voor de schuur. Het is amper middernacht en de schuur kreeg al vorm. Hele bomen en wortels werden erin verwerkt.

- “Man!”, sprak ze verschrikt, “Hoor eens! Wat gebeurt er daar?”

- “Ja, vrouw,” zei de boer, “ze bouwen mijn schuur.” De boer begon te vertellen over de overeenkomst die hij had gesloten met de kleine, donkere, zonderlinge figuur. Toen de vrouw dit hoorde kreeg ze haast een geraaktheid en kon haast geen woord meer over haar lippen krijgen.

Ze dacht luidop na en zei “donker ... vurige ogen ... de duivel! Uw beste pand? ... Dat kan maar één ding zijn: uw ziel!”

De boer bleek dus een pact te hebben gesloten met de duivel, en bij voltrekking van de schuur zal zijn ziel voor de duivel gereserveerd zijn. Weliswaar enkel als de schuur volledig gebouwd is... vóór de haan kraait.

Een kort gebed gaf de vrouw van de boer weer moed en krachten. Opeens stond ze op, stak een lantaarn aan en liep ermee als een bezetene recht naar het hoenderhok. Ze klapte driemaal in haar handen en kraaide als een haan.

Ondertussen hoorde ze buiten het geklop en getimmer verdubbelen, het duivels gespuis bleek ineens veel haast te hebben om de schuur te voltrekken.

In het hoenderhok was door het kraaigeluid van de vrouw de haan wakker geworden en het heldere licht van de lamp trof zijn ogen. En ja hoor, de haan werd misleid en meende dat een nieuwe dag was aangebroken. De haan zette zich rechtop, sloeg met zijn vleugels, zette zijn bek wijd open en uitte een lange, heldere “kukeleku”. Een woest gehuil steeg buiten in de lucht, en weldra werd alles stil. De duivel was verloren, want de haan had gekraaid, en de schuur was nog niet voltrokken.

’s Morgens, toen de boer en zijn vrouw naar buiten gingen, zagen zij, dat er nog enkel een kleine opening in de gevel onder het dak moest dichtgemaakt worden. Wanneer men de opening wilde sluiten met stenen, bleek dit verloren moeite, want de volgende ochtend was de opening er elke keer terug.

Het was alsof de schuur vervloekt was om nooit voltrokken te worden, totdat men op het gedacht kwam om de opening langs binnen met planken dicht te doen en langs buiten er een kruisbeeld aan te hangen.

De boer had zijn schuur en zijn oogst was gered.

Bron: Vincx, J.-F. (1906). Sagen en Legenden uit het Hageland: Bloemlezing uit het tijdschrift ‘De Hagelander’ (1893-1901). Lier: Jozef Van In & Cie.

***

Een variant van deze sage vertelt dat de schuur toebehoorde aan Rik Pompier, die een duivels pact sloot met de hoofdman van de Alvermannekens.

Bron: De schuur van Rik Pompier. (z.d.). Geraadpleegd in 2001, van www.stedeninfo.be

***

Volgens de officiële website van Bierbeek zou de Blauwschuurhoeve dateren van het einde van de 11de eeuw. De hoeve “Belfahus” behoorde toe aan de abdij van Villers-la-Ville. In de 14de eeuw besloot de prelaat van de abdij om de boerderijen te verpachten.

Bron: De Blauwschuurhoeve. (z.d.). Geraadpleegd op 3 oktober 2019, van https://www.bierbeek.be/de-blauwschuurhoeve

© 2024 Filip Gybels