Image 01 Image 02 Image 03 Image 04 Image 05 Image 06 Image 07
Mythe (gerelateerd)
Limburg

Bokkenrijders uit Wellen (Ivo Gilisen)

De Bokkenrijders van Wellen kunnen omschreven worden als schelmen en dieven. Enkelen probeerden door het leggen van brandbrieven welstellende burgers af te persen. De bende was actief van 1773 tot 1774.

Tussen 1774-1775 werden 31 bokkenrijders uit Wellen en omliggende dorpen door drossaard Hollanders aangehouden. De verdachten werden gefolterd, "bekenden" (?) en wezen "medeplichtigen" (?) aan. Gedreven door de criminele en de godsdienstige waandenkbeelden van drossaard Hollanders escaleerden de processen in "late heksenprocessen".

De uitgesproken straffen stonden niet in verhouding tot de gepleegde misdaden. De Wellenaren hebben de bokkenrijdersprocessen altijd als een groot onrecht ervaren. Te Wellen is men nog steeds fier op de bijnaam "bokkenrijder".

Tenminste 116 personen werden als medeplichtige bokkenrijder genoemd op een bevolking van ongeveer 1200 inwoners.

Van de 31 gearresteerden werden uiteindelijk 19 bokkenrijders gewurgd op de brandstapel, 5 werden levend verbrand, 2 geradbraakt, 1 onthalsd, 1 wist te ontsnappen, 2 stierven in de gevangenis: één voor en één na de foltering. Eén verdachte werd vrijgelaten.De vonnissen werden deels voltrokken te Wellen op de Bonderkuil en deels te Munsterbilzen. In 2 jaar tijd werd 2,5% van de Wellense bevolking ter dood veroordeeld.

De schrik van de Bokkenrijders

Op het eind van de 18de eeuw werd Limburg geteisterd door een roversbende die al snel als de bokkenrijders bekend zou worden. Drossaard Clercx schakelde de beruchte bende uit, maar hij werd zelf een onderwerp van discussie. Was Clercx een rechtvaardig rechter of een machtswellusteling met 57 doden op zijn geweten? De discussie is nog steeds niet uitgewoed.

Jan Mattheux Clercx werd in Eksel geboren op 4 december 1759. Hij was de oudste van de 12 kinderen van Johannes Matteus Clercx en Anne Maria Nijs uit Zolder. Zijn moeder stamde uit een begoede familie van dokters. Zijn vader werkte, na studies in verschillende Europese steden, als secretaris en schepen van de schepenbanken in Eksel en Pelt, secretaris in Wijchmaal, notaris, meier van de abt van Averbode en winkelier.

Bovendien kocht hij als eerste grote stukken heide om te ontginnen, zoals in 1769 het Hobos in Pelt. Al deze activiteiten bezorgden hem veel geld en aanzien.

Onthoofden

Clercx junior studeerde bij de Augustijnen in Diest, waar hij bekend stond om zijn ernst, vroomheid en studie-ijver. In 1786 keerde hij terug naar Eksel, waar hij zijn drukbezette vader verving als secretaris van de schepenbank. Al snel zetelde hij als schepen zelf in de rechtbank van Eksel en zo werd hij betrokken bij het onderzoek naar de beruchte bende van de Bokkenrijders.

Op 15 maart 1787 vond men een brandbrief - een brief waarin geld werd geëist of de eigendom van het slachtoffer zou in vlammen opgaan - bij een hoeve in Eksel.

De jonge Clercx besloot om samen met een aantal andere notabelen de wacht te houden. Aanvankelijk zonder veel resultaat: de boerderij van Broekmans brandde af, er werd ingebroken in de kapel van het Vlasmeer, het paard van Ida Gijbels werd gestolen en de vensters van het café van Arnold Joris stukgeslagen. In al deze gevallen deed Clercx junior het onderzoek.

In 1789 werd Jan Matheus Clercx secretaris van de schepenbank van Pelt. In april van dat jaar vond men op de Raak in Kaulille een brandbrief. Clercx betrapte Lucia Truyens op de plaats waar het geld lag en liet haar in Peer folteren. Zo deed hij haar bekennen dat Arnold van de Wal ('Nolleke van Geleen') en Martin Houben haar medeplichtigen waren. Drossaard - een soort politie-ambtenaar - Hollanders, Clercxs schoonbroer, liet haar op de grens tussen Kaulille en Kleine Brogel onthoofden en beval Clercx haar twee kompanen aan te houden. Dat lukte op 4 september en nauwelijks 11 dagen later werd het duo eveneens onthoofd.

Klopjacht

Voor zijn goede verdiensten vroeg de prinsbisschop van Luik Clercx om de belangrijke functie van Luitenant-drossaard van het ambt Stokkem te bekleden. Nog voor zijn eedaflegging trouwde hij met Maria Aldegondis Cornelis uit Peer. In 1798 kocht hij het Hobos van zijn vader. Twee jaar later trok hij met zijn inmiddels met een dochter en een zoon uitgebreide familie in op het Hobos, waar nog eens acht kinderen geboren werden.
In zijn ambtsgebied begon hij onmiddellijk met een onderzoek naar verschillende gevallen van brandstichting in Bree. Hij arresteerde 17 boosdoeners, die allen ter dood werden veroordeeld.

Desondanks bleef het brandstichten en stelen voortgaan. Na een inbraak in de grote hoeve Daniëls in 1794 en brandbrieven in Maaseik en Peer organiseerde Clercx een helse klopjacht.

Resultaat: 25 bokkerijders werden ter dood veroordeeld in Maaseik, 2 in Dilsen en op z'n minst 9 in Neeroeteren. Volgens critici werden de meesten veroordeeld omdat ze Fransgezind, heftig antigodsdienstig en dus tegenstanders van de prinsbisschop waren.

Spook

Toen de Fransen onze streken in 1795 inlijfden, trok Clercx zich terug in het Hobos. Hij verborg er priesters en bereidde tijdens geheime besprekingen met de Engelsen en de Hollanders vergeefs een tweede boerenkrijg voor. Toen Napoleon in 1799 aan de macht kwam, ging Clercx droom om ooit in de adel te worden opgenomen - hij had al een wapenschild klaar - definitief in rook op. De drossaard begon een jeneverstokerij, teelde schapen en plantte bossen. Toen hij in 1804 weigerde de eed van trouw aan de keizer af te leggen, werd hij door de meier van Pelt uit zijn ambt ontzet.

Op 7 maart 1840, tachtig jaar oud, stierf hij. Maar volgens de volksoverlevering vond zijn ziel geen rust en ligt ze voor eeuwig met zware ketens vastgebonden aan de kanaalbrug van Lommel-Kerkhoven. Of komt ze - in de vorm van een zwarte hond met een gloeiende pen in de muil - spoken op het Hobos.

Vrouwen op de nek voor het goede doel

Wat drie jaar geleden begon als een leuke gimmick om de Bokkenreyersfeesten in Opitter op te vrolijken, is uitgegroeid tot een heus Belgisch kampioenschap: het vrouwe-sjouwe. Het uitgangspunt is simpel: om ter snelst een parcours met hindernissen afleggen met een jonge dame of vrouw op je nek.

In lang vervlogen tijden maakten de gevreesde Bokkenrijders Bree en omstreken onveilig. In opdracht van de toenmalige overheid moest de 'Drossaard' de Bokkenrijders bestrijden. Hij deed dit onder andere door de vrouw van een bekende Bokkenrijder aan de schandpaal te kluisteren en 's nachts geduldig af te wachten tot de boosdoener in kwestie zijn gemalin kwam verlossen. Zo werd menige Bokkenrijder bij de lurven gevat, maar soms wist er toch eentje te ontsnappen met 'de buit' op de rug. Toch is het twijfelachtig of ze daar in Opitter hun mosterd in het verleden gingen halen. «Het spelletje zelf komt uit Finland en Friesland en wordt daar zelfs als een heuse volkssport beschouwd,» weet organisator Erik Bonhomme.

De deelnemers en toeschouwers amuseren zich kostelijk. Opvallend is ook dat de vrouwen zo mogelijk nog fanatieker zijn dan de mannen. "Tot op heden hebben we nog geen enkele negatieve opmerking gekregen. Het is per slot van rekening ook maar een spelletje, en de mensen beseffen dat maar al te goed. 500 frank per deelnemer aan het vrouwe-sjouwe wordt gestort ten voordele van de opvang van vluchtelingen uit Kosovo. Er deden 30 koppels mee aan de competitie wat betekent dat we 30.000 frank zullen storten op de rekening van het Rode Kruis."

Half Wellen familie van de Bokkenrijders

"Minstens de helft van alle Wellenaren is verwant met de 27 bokkenrijders die 225 jaar geleden in Wellen zijn terechtgesteld."

Tot die conclusie is computerfreak Carlo Wijnants gekomen. Wijnants ging met de hulp van de computer op zoek naar stambomen. Als leidraad gebruikte hij opzoekingswerk van Georges Meekers en Jef Goffings dat vorig jaar is gepubliceerd.

"Zij zochten de stambomen op tot zeven generaties na de terechtstelling van de bokkenrijders. Ik ben nu verder gegaan tot bij de negende generatie en dat is de huidige Wellense bevolking," zegt Wijnants.

Op 16 juni is het precies 225 jaar geleden dat op de Bonderkuil in Wellen de eerste bokkenrijders werden terechtgesteld. In totaal werden in Wellen 31 bokkenrijders opgepakt. 27 van hen werden in het openbaar onthoofd en daarna verbrand, twee stierven door foltering, één ontsnapte en één kreeg genade.

Wellen was één van de belangrijkste verblijfplaatsen van de bokkenrijders. Het is dus niet voor niets dat de Wellenaren de bijnaam van 'Bokkenrijders' hebben gekregen. Bokkenrijders werden twee eeuwen geleden beschouwd als rovers en terroristen. Uiteindelijk waren het arme mensen die in opstand kwamen tegen het gezag, hoofdzakelijk dan nog door honger en ontbering. Sommigen associëren de bokkenrijders dan ook met Robin Hood.

Ondanks dat zijn enkele - in hoofdzaak oudere - Wellenaren niet gelukkig om 'Bokkenrijder' te worden genoemd, eerder zelfs beschaamd.

Carlo Wijnants: "Vandaar dan ook dat de werken die tot nu toe rond bokkenrijders werden gepubliceerd, ofwel met fictieve namen werden geschreven ofwel niet ver genoeg gaan. Professor Michiels bijvoorbeeld wijdde heel wat schrijfwerk aan dat onderwerp maar gebruikte gefantaseerde namen. Georges Meekers en Jef Goffings stopten bij de zevende generatie. Zij wilden de Wellenaren niet te fel kwetsen. Nog te veel families zijn familiaal verwant met de veroordeelden."

Gerelateerd: 

© 2024 Filip Gybels