De Lantaarns van Oudenaarde

Senior Victorian Man With Lantern © Lee Avison
Toen de straatverlichting nog niet bestond, kon het ook in de stedelijke straten zo donker zijn dat men geen hand voor ogen zag. Om ongelukken te voorkomen, vaardigde de magistraat van Oudenaarde een bevel uit: iedereen die na zonsondergang nog wilde uitgaan, werd verplicht een lantaarn mee te dragen.
De Oudenaardisten hielden niet van nieuwigheden, maar ze wilden ook geen problemen. Wanneer ze ’s avonds uitgingen, namen ze dus een lantaarn mee, maar dan wel zonder licht.
Daarop gebood de magistraat dat elke lantaarn van een kaars moest voorzien zijn. De burgers toonden alweer hun goede wil en plaatsten een kaars in hun lantaarn, maar staken ze niet aan!
Derde bevel. De kaars moest branden! De brave burgers van Oudenaarde hadden opnieuw respect voor elke letter van het bevel: ze staken dus de kaars aan, maar hielden de brandende lantaarn onder hun mantel!
De regering was gedwongen een vierde gebod af te kondigen: de lantaarn met de brandende kaars moest zo gehouden worden, dat ze goed haar licht verspreidde.
Toen bereikte de magistraat eindelijk zijn doel.