De gewiekste zoetelaar
Turnhout is de stad van de Brabantse hertogen, midden in de Kempen. In 1590 is de brede en machtige plattelandsburcht zeker het mooiste gebouw van die stad. Eromheen donkeren de eiken-en beukenbossen. Over een pad door het bos rijdt een wagen. De wachter op de toren van de burcht kijkt goed uit, want niet zo ver van hier zitten de Hollanders. Op het Turnhoutse slot hokken momenteel een troep Spanjolen. Als vele jaren vechten de Spanjolen en Hollanders tegen elkaar. De Spanjolen, die alleen de Zuidelijke Nederlanden in hun bezit hebben, willen ook de Noordelijke Nederlanden op de rebellen heroveren. Van hun kant willen de Hollanders België van de Spanjolen bevrijden. Ze hebben het echter allebei even lastig, omdat ze ongeveer even sterk en gewiekst zijn.
De wachter blijft even staan. Die wagen, die wagen... Ja, nu herkend hij het span. De wagen maakt deel uit van de Spaanse legertros en komt af en toe naar het slot met wat mondvoorraad, vers bier en verse wijn. Gewoonlijk wordt het span gemend door een zoetelaar. Laatst was er ook een zoetelaarster bij. Ze hebben 's avonds op het slotplein lekker gedronken en bij 't gespeel van vedel en fluit gedanst. De wachter wrijft in de handen van verlangen. De wagen nadert het slot en houdt even halt. De zoetelaar wipt eruit en steekt de hand op. De wachter wuift terug en gaat de weg vrijmaken. Hij heft de sluitboom van de slotpoort, sleept de muurdikke deur open, laat vervolgens de valbrug neer en keert op zijn post terug.
De wagen dondert over de brug. De zoetelaar fluit als een lijster en roept dan naar de wachter: "Help eens een handje". De wachter zet zijn hellebaard tegen de slotmuur en gaat naar de wagen om te helpen. Maar de zoetelaar is plots verdwenen achter de wagen. Ineens komt hij vanachter de wagen, grijpt de wachter bij de kraag en 't kruis en gooit hem over de slotmuur in de diepe, brede gracht. Daarna loopt hij over de weergang naar de andere kant van het slot, waar een tweede wachter zijn kant bewaakt. Hij vraagt de wachter of hij even wil helpen en gooit hem dan ook over de slotmuur het water in.
Uit het huisje in het bos, waar vroeger de boswachter woonde, komen een twintigtal tot de tanden gewapende mannen op het slot afgestormd. Aan de andere kant rukken tien ruiters op, allen rebellen, Hollanders, die vechten voor de vrijheid van hun land. En de zoetelaar? Hij was niets anders dan een roekeloze Hollandse rebel die de gestolen provisiewagen met een paar lege vaten hierheen heeft gevoerd.
Maar de Spanjolen zijn ook geen katjes om zonder handschoenen aan te pakken. Eén van hen ziet wat er gebeurt. Met een pistoolschot slaat hij alarm. Een tiental Spanjolen lopen naar de poort. Te laat: brug en poort zijn al in handen van de Hollanders, die met pistoolgeknal de Spanjolen terugdrijven. In een ommezien bezetten de Hollanders alle toegangen en de mannetjes van Oranje bezetten ook alle wegen en bruggen in de omgeving. Wat kunnen de Spanjolen anders doen dan de witte vlag hijsen en zich overgeven? De list van de sluwe en dappere Hollander, al zoetelaar vermomd, is prachtig geslaagd.
***
Nawoord: Als de Tachtigjarige Oorlog in 1648 eindigt met de Vrede van Munster (Westfalen), wordt het slot van Turnhout geschonken aan de Hollandse prinses van Oranje-Nassau. Het slot, dat vroeger al bewoond geweest was door vorstinnen als Margareta van Oostenrijk en Maria van Hongarije, is later bezit geworden van Engelse, Pruisische en Oostenrijkse vorsten en vorstinnen. Het werd in Vlaamse barokstijl gerestaureerd en is nu het gerechtshof van Turnhout.