De vloek van de bedelaar
Niet ver van Zoutleeuw bevond zich ooit een prachtige stad. Ze pronkte met torens en bolwerken. Maar de inwoners stonden bekend als slechte, vrekkige lieden.
In een Siberische koude kerstnacht sukkelde een bedelaar van deur tot deur, smekend om een stuk brood. Maar niet één ontfermde zich over hem. Toen hij de hele stad rond was gegaan en helemaal niets had gekregen om zijn honger te stillen, vervloekte hij de zondige stad.
En meteen verzonk ze, met bolwerken en al, in de grond en op de plek waar ze eens haar fraaie torens verhief, strekt zich nu een eenzaam, desolaat ven uit.
Wie goed luistert kan in de kerstnacht onder de grond de klokken horen luiden en uit het donkere water stijgen mysterieuze stemmen op.